St Maarten (was Re: Allerzieligst)

Izak van Langevelde

From: Izak van Langevelde <eezacque@xs4all.nl>
Date: Mon, 02 Nov 1998 23:42:36 +0200
Message-ID: <eezacque-0211982342380001@dc2-modem834.dial.xs4all.nl>
Subject: St Maarten (was Re: Allerzieligst)
Newsgroups: nl.eeuwig.september
Organization: Me & I, Inc.



In article <71k40f$isu$1@larry.admin.phil.uu.nl>, freek@phil.uu.nl (Freek
Wiedijk) wrote:

> Mare postte over Halloween.  Ik heb gekeken en het schijnt
> het feest van Samhain (de god van de dood) te zijn*, waarbij
> de zielen van zondaars in een versch dier gerere<i">ncarneerd
> worden en dus even vrij rondzweven.  Allerheiligenavond ook,
> de avond voor allerheiligen, het feest van heilige numero 365
> tot en met verder, waar dus geen eigen dag meer voor was.
> 
> En nu is het alweer allerzielen.  Ook een feest waarbij de
> zielen van de overledenen ons belagen.

Net zowiets als Obon, voor wie het interessere...

> Freek
> (*wat ik niet weet is de relatie met ons Sint Maarten... daar
> moet ik nog achteraan)

Dit heeft er geen fluit mee te maken, maar dan ook echt geen barst.
Ik heb het even nageslagen in de relevante naslagwerken (waar anders?)
[1]: In de 4e eeuw was St Maarten was Bisschop van Tours, beschouwd als
het toonbeeld van naastenliefde sinds hij als 15-jarige soldaat voor de
poorten van Amiens zijn mantel gaf aan een bedelaar. 

Tegenwoordig is St Maarten (11 november) een waar bedelfestijn. In sommige
delen van het land, onder meer in mijn geboortestreek, wordt dit uitbundig
gevierd door kinderen die 's avonds met lampionnen langs de deuren gaan
zingen, in de hoop hiervoor zoveel mogelijk snoep af te troggelen van
onschuldige bejaarden. Ik bewaar er goede herinneringen aan.

Ik weet nog wel dat we als kind op school voor mijn gevoel maanden van
tevoren aan het knippen en plakken waren om toch met een zo mooi mogelijke
lampion voor de dag te komen. Als de dag daar was zaten we op inze
knietjes voor het raam te kijken of 'ze al liepen', want dan mochten wij
ook de straat op. Nee, we mochten nooit als eerste want dat stond zo
vreterig.

Het liedjes zingen was een tamelijk uitgekookt compromis tussen zo mooi
mogelijk, wegens zoveel mogelijk krijgen, en zo snel mogelijk, wegens
zoveel mogelijk adressen bezoeken. Tot het erkende repertoire behoorden:

1  Elf november is de dag
   Dat mijn kaarsje
   Dat mijn kaarsje
   Elf november is de dag
   Dat mijn kaarsje branden mag

   (wijs: O wat zijn wij heden blij (erg toepasselijk))

2  Sinte Maarten heeft een koe
   Die moet naar de slager toe
   Is 'tie vet of mager
   Hij moet naar de slager

3  Sinte sinte maarten
   De koeien hebben staarten
   De varkens hebben oren
   Daar zijn ze mee geboren
   Hier woont een rijke man
   Die ons wel wat geven kan
   Geef een appel of een peer
   Kom het hele jaar niet weer
   Het hele jaar dat duurt zo lang
   Als mijn kaarsje branden kan

4. Mikmak, mikmak,
   Mijn vader is een dikzak
   Mijn moeder is een duntje,
   Geef me een pepermuntje

Zelf zong ik doorgaans 1, een fijne klassieker. Nummers 2 en 4 beschouwde
ik als schaamteloze nieuwlichterij, en 3 was wel aardig, maar ook erg lang
en bovendien was ik altijd bang dat mensen het letterlijk zouden opvatten.
En dan stond je daar, beteuterd, met een appel of een peer.

Kijk, het was natuurlijk de bedoeling om zoveel mogelijk van het
snoeperigste snoep op te halen. De voorkeur ging uit naar spekkies,
zuurtjes, zuurstokken, divers gesorteerd snoep-met-papiertje en
dropveters. Op een goede tweede plaats kwamen taaipoppen en pepernoten,
maar dat werd al weer wat gewoontjes, gegeven 'the shape of things to
come'. Op drie het courante snoepgoed, zoals chocolaadjes, dropjes en
koekjes, allemaal best leuk maar dat kreeg je het hele jaar door, zij het
met mate. Op vier, maar dan praat ik al over het randje van het
toelaatbare, kwam kleingeld, en dan nog de categorie centen, stuivers,
dubbeltjes en kwartjes. Fruit, tenslotte, was echt 'not done'. Een banaan
ging nog net, maar appels, sinaasappels en mandarijnen waren he-le-maal
fout. 

Ik heb mij laten vertellen hoe mijn ouders, net verhuisd uit Zeeland, eind
jaren '50 kennis maakten met St Maarten. Ze hadden vaagweg gehoord van
kinderen die liedjes kwamen zingen en dan een snoepje kregen, dus mijn
moeder had een Zakje Drop gekocht (inderdaad, Derde Categorie) Wie schetst
haar afgrijzen toen ze zich gecontronteerd zag met een horde kermende
veelvraten op de stoep, met enorme buidels waarvan duidelijk was dat ze zo
snel mogelijk, en wel tot de rand, gevuld dienden te worden. Inderdaad,
een kinderrijke buurt, en het Zakje Drop was al ras verdwenen, waarna de
koektrommel er aan moest geloven. Mijn vader was directeur van een
kantoor, dus gelukkig bracht de koektrommel uit de kantine nog uitkomst,
en ik heb me laten vertellen dat mijn moeder uiteindelijk nog halve
speculaasjes heeft staan uitdelen.

Belangrijker nog dan de keuze van het repertoire was de geplande route.
Enerzijds was het efficienter om de rijtjeshuizen af te grazen, lekker
huisje-aan-deurtje alles afrossen, en als je geluk had kon je nog één
liedje zingen voor twee naast elkaar gelegen deuren, maar anderzijds was
de opbrengst per deur toch weer wat kleiner dan in de aanpalende
villawijk, maar daar lagen de huizen weer veel verder uit elkaar. Nog
steeds zijn de streken van het land waar St Maarten gevierd wordt
belangrijke kweekvijvers voor econometristen, logistici en operational
researchers.

Wij woonden in het centrum van Emmeloord, en voor ons was er een
goudgerande optie om in korte tijd zoveel mogelijk binnen te halen: het
winkelcentrum, beter bekend als De Lange Nering. Het aardige van de Lange
Nering was dat veel winkels hun deuren openhielden en een verrassing
hadden klaarliggen voor de St Maartenlopers: een speelgoedje, een
tijdschrift, bijzonder snoep, kortom specialiteiten. Nadeel was wel dat je
soms in de rij moest staan, waardoor weer kostbare tijd verloren ging,
maar dit kon de moeite waard zijn. Mijn zwager vertelde me dat de visboer
ook eens meedeed, en breed grijnzend in elke tas met snoep een zure haring
liet zakken; dit was van ver voor mijn tijd. Tenslotte noem ik nog de
vrouw van de tandarts, die vrolijk schaterend met een grote schep alle
tassen vol met zuurtjes schepte.

Wat in dit verhaal, en in de praktijk van Het Lopen, een beetje op de
achtergrond raakt, is het lopen met lampionnen. Maken tegenwoordig ouders
zich er nog wel eens met een jantje van leiden vanaf door hun kinderen met
een zaklantaarn de straat op te sturen, in mijn tijd liepen we nog met een
echte lampion met een echt kaarsje, dat weliswaar bij de hoek van de
straat al uitwaaide, maar dat mocht de pret niet drukken, want een mens
leerde in die tijd al jong hoofzaken van bijzaken onderscheiden. 

Het is me nog steeds niet helemaal duidelijk wie er op het onzalige idee
gekomen is om in November kinderen met kaarsjes de straat op te sturen. Zo
is het me eens overkomen dat m'n lampion in de fik vloog, waarna ik het
hele parcours met een stokje waaraan een ijzerdraadje heb moeten afleggen.
Zie je het voor je: "Elf November is de dag, dahat mijn kaarsje dahat mijn
kaarsje" Affijn, ze konden 'm zo inkoppen, en dat gebeurde dan ook
steevast bij iedere deur.

Een apart ritueel was Het Sorteren. Thuisgekomen, koud en schor, nog
trillend van de doorstane ontberingen, werd de zak omgekeerd boven een
uitgespreide krant en kon begonnen worden met uitzoeken. Als ik er nu op
terugkijk kunnen het nooit meer dan enige tientallen snoepjes zijn
geweest, maar toen was het voor mijn gevoel een metershoge berg met
heerlijk geurend en vrolijk gekleurde lekkernijen. Ook dacht ik altijd dat
het dan diep in de nacht was, een heidense tijd waarop iedereen al in bed
lag, terwijl alleen De Lopers tot de volgende morgen nog in de weer waren
met hun zware taak. Het zal een uur of half acht geweest zijn, Flipper net
afgelopen en zo.

Over Het Sorteren valt verder weinig te zeggen. De categoriëen heb ik al
genoemd, rest me nog te vertellen dat alles natuurlijk eerlijk onder de
leden van het gezin verdeeld werd. Ik spreek hier met name over het fruit.

Verder weet ik nog dat ik een keer van lego snoepsilo's heb gebouwd, voor
elk soort snoep een apart bouwwerk, heel ingenieus met een schacht van
boven en luikjes onderin. Als ik eraan terugdenk, zie ik een soort
Bijbelse Jozef-figuur voor me, die tijdens de Zeven Vette Jaren voorraden
aanlegt voor de Zeven Magere Jaren die gingen komen, maar dat was toch wel
wat overdreven, zo met de maand december in het verschiet.

Affijn, zo in de hoogste klas van de lagere school werd je te oud voor dit
soort kinderfeesten, en dat voelde dan ook zo, dus dat was geen probleem.
Troostrijke gedachte was ook dat je in aanmerking kwam voor een
erebaantje: Het Zitten Op De Trap. De taak van degene op de trap was
drieledig:
1. De deur open doen als er gebeld werd
2. Het kindergezang beoordelen, dit gepaard gaande met aansporingen
3. In geval van wanprestatie verzoeken om aanvullend gezang
4. Roepen dat iedereen prachtig gezongen heeft en iedereen een snoepje geven

In de praktijk kwam dit erop neer dat je jezelf onderaan de trap misselijk
zat te eten aan salmiak-knotsen, af en toe op het zoveelste wanhopige
gebel de deur openrukte om onschuldige bloedjes toe te bijten (lolly
stevig in de linkermondhoek) "JA? MOTJE? WEET JE MOEDER DAT JE ZO LAAT NOG
OP STRAAT LOOPT?" om een aarzelend "erm... sintesintemaarten" wreed te
vermoorden met een "WAT? MOET IK KOMEN LUISTEREN OF ZO?" En het spul mocht
dan niet weg voor de amandeltjes op de stoep lagen. Het hele repertoire.
En vooral hard. En Vals. En bij het snoep uitdelen nog even genieten van
de schuchterste van het stel die na een goedmoedig "WAT? WAS JIJ D'R OOK
BIJ DAARNET? HEB JIJ WEL GEZONGEN DAN? JOU HEB IK NIET GEHOORD! JIJ KRIJGT
NIKS!" Erg dankbaar werk, dat wel.




Literatuur

1. Het rijmende paard; Suske en Wiske, door Willy Vandersteen

-- 
Grinnikend door het leven...