`Ik zou het leven willen dragen als een kroon'

Hafid Bouazza Door Elizabeth Lockhorn, foto Bert Nienhuis

Vrij Nederland, 3 februari 2001, pagina 28-31

Hij maakt een rovaal gebaar om zich heen: 'Kijk, een echt huis. Hier mag ik een paar maanden wonen, totdat een vriendin terugkomt uit India. De afgelopen jaren heb ik veel rondgezworven. Maandenlang heb ik op de auteurskamer van de uitgeverij gebivakkeerd. Om zeven uur stond ik op om weer weg te zijn voor de mensen binnenkwamen. lk kan goed zonder spullen. Mijn boeken en mijn muziek zitten in mijn hoofd. lk heb in mijzelf een wereld opgebouwd waar ik me thuis voel.'

Even later, opgetogen: `Ik heb net de drukproeven binnen van mijn bewerking van een toneelstuk van Christopher Marlowe, Massacre at Paris. Het gaat op 8 maart in première met in de hoofdrollen Joop Admiraal, Kitty Courbois, Titus Muizelaar. lk was het eerst getrouw gaan vertalen, maar op een dag kwam Ivo Ten Hove naar me toe en zei: "Ik mis Hafid in het stuk. " Pas toen heb ik alle vrijheid durven nemen die nodig was.'

Vier dagen na de première begint de Boekenweek. Jij kreeg de opdracht: schrijf een essay over: land van herkomst. Schrijver tussen twee culturen.

'Maar ik heb nooit onder stoelen of banken gestoken dat ik met dat thema weinig heb.'

Sterker nog, je riep altijd: ik wil niks met dat gezeik over identiteit te maken hebben.

Grinnikend. `Misschien ben ik daarom juist gevraagd. Ik vond het een eervolle opdracht, heb er met plezier aan gewerkt. Wel zle ik op tegen alles wat ik móét in die Boekenweek. Ik ben al gewaarschuwd dat mij veel muntthee en baklava te wachten staat. Zodra het om allochtonen gaat, krijgen mensen iets onhandigs. lk gruw van verrukte dames die op Iezingen altijd weer zeggen: jij straalt nog hélemaal Marokko uit.'

Welk onderwerp een allochtone schrijver ook kiest, het zal altijd gezien worden als een moedwillige afwijking van de 'echte' thematiek, schrijf je in `Een beer in bontjas', jouw boekenweekessay.

`Toen ik Momo schreef, schreven een paar critici: Hafid lijkt een algemeen onderwerp te hebben gekozen om als een Nederlandse auteur te worden beschouwd. Maar ik heb zeven jaar in Marokko gewoond, en vierentwintig jaar in Nederland. Dan zou ie toch denken dat de kans iets groter is dat ik een Nederhoek schrijf. Het komt niet bij mensen op dat je simpelweg een verhaal wil schrijven en niet dag en nacht bezig bent met je identiteit.

Je hebt je verre gehouden van het allochtonendebat dat Paul Scheffer een jaar geleden op gang bracht.

'Ik heb het niet eens gelézen alleen een paar reacties erop.

I couldn't care less. Ik heb één keer op het punt gestaan mijn mond open te doen. Dat was toen Aïsja, de opera over de vrouw van de profeet, niet mocht worden opgevoerd. lk werd doodziek van alle verhalen dat de profeet juist respect had voor vrouwen. Het is een fabeltje dat de koran de man en de vrouw gelijkstelt. In de koran lees je letterlijk dat de man een trede hoger staat dan de vrouw omdat God de voorkeur geeft aan mannen. En nog steeds krijgt de vrouw maar de helft van de erfenis en telt de ge-

Hafid Bouazza: lk wil graag een evenwicht vinden tussen het vluchtige en bet blijvende. 1k geloof in de pleisterplaats, niet in de eindbestemming'

• Hafid Bouazza (1970) schreef voor de Boekenweek het essay `Een beer in bontjas'. De schrijver die de eerste zeven jaar van zijn leven in Marokko doorbracht, werd na zijn novelle `Momo' geprezen - en gehoond - om zijn rijke, soms archaïsche gebruik van het Nederlands. Bouazza over zijn bedwelmingen: muziek, drank (`ik snap niet hoe Bukowski dat deed'), literatuur, drugs en liefde. 'Ik hou van de extase, van de tirannie der zintuigen, van excessen. '

Hafid Bouazza - Foto Bert Nienhuis

tuigenis van een vrouw maar voor de helft. Ik stond op het punt een stuk te gaan schrijven maar op het laatste moment dacht ik: ach, laat ook maar. Ik wil niet in dat circuit van meningen terechtkomen.'

Je denkt nooit `wij' als het over Marokkanen gaat?

`Ik ben in Arkel opgegroeid, een dorp in Zuid-Holland waar wij het enige Marokkaanse gezin waren, maar ik denk niet dat het anders geweest zou zijn als ik mijn jeugd had doorgebracht in Amsterdam. Groepsactiviteiten, daar heb ik altijd een grote hekel aan gehad. Ik herken dat bij mijn moeder.'

Lijk je op haar?

`Dat heb ik altijd gehoopt. Mijn gevoel voor humor heb ik van haar, denk ik, maar mijn koppigheid en aanleg voor van mijn vader. Mijn moeder is een liefdevolle, energieke vrouw. Een scherpe geest, erg gevoelig. Ze heeft iets

heel ondeugends. Ze is analfabete, is getrouwd toen ze vijftien was, heeft haar hele leven gegeven aan haar kinderen. Een bijna angstaanjagende opoffering.'

In 'Een beer in bontjas' staan mooie zinnen over haar: 'Als kleurige eieren rolden de kinderen steeds weg onder moeders geboezemde aandacht.'

'Mijn moeder bezat een grote overzichtsdrang, was bijna een controlefreak. In Marokko worden de jongens heel erg vrij gelaten, maar bij ons thuis niet. We mochten buiten spelen, maar alleen op het plaatsje voor de deur. Zodra we één stap verder zetten, kwam ze naar buiten. Ze was heel streng, dat moest ook wel, alleen in Marokko met zeven kinderen. Ook toen we ons later in Nederland bij onze vader voegden, bleef zij degene die ons opvoedde.

Mijn vader is een wat introverte man, met hem heb ik minder contact gehad.

'Talent gaat bij mij gepaard met een grote onzekerheid. Die onzekerheid verkreukelt mij soms

Toen er in de jaren tachtig veel gedwongen ontslagen vielen, was mijn vader een van de eersten die zijn baan verloor. Dat heeft hem verbitterd gemaakt. Veel mannen van zijn generatie hebben het gevoel dat ze hun autoriteit zijn kwijtgeraakt. Die mannen kwamen allemaal met de gedachte: we gaan even wat geld sparen en keren dan met z'n allen terug naar Marokko. De vrouwen waren veel pragmatischer. Zagen al snel hoe hun kinderen hier gedijden, dat ze bij terugkomst tussen wal en schip zouden valen. Als je vrouwen uit de eerste generatie meer macht gehad hadden, zou dat veel problemen met de tweede generatie voorkomen hebben.'

'Niemand van ons is trouw, niet trouw aan zijn afkomst, aan de idealen van zijn ouders. Groeien betekent verraad, we zijn allemaal verraders, ' schrijf je in je toneelstuk 'Apollien'.

Aarzelt: 'Ik heb het zelf niet als verraad gevoeld, ken wel een schuldgevoel. Misschien ben ik ook wel vanuit dat schuldgevoel begonnen met drinken. Er wordt wel gezegd dat verslaving vaak uit een schuldgevoel voortkomt.'

Over die tijd van opgroeien zei je: 'Ik heb de tijd van brommers, puistjes en uitgaan nooit gekend.'

'Tot mijn achttiende ben ik nooit uit geweest. Was alleen maar bezig met lezen, schrijven en tekenen. Ik was een ontzettend verlegen, wat gekwetste jongen. Iemand die heel sterk in zijn fantasie leefde. Ik was de jongste van de drie jongens. Vaak wat verdrietig. Ik bezit nog steeds een zekere overgevoeligheid, ik kan slecht omgaan met frustraties. Ik raak snel in paniek, weet niet hoe ik de dingen moet aanpakken. Als ik verdriet heb, lijkt het meteen het einde van de wereld.

Dat bange jongetje zit er nog steeds wel een beetje. Daarom was stoppen met drinken ook zo beangstigend. Alsof de Hafid die dat kleine jongetje altijd heeft weten te beschermen er ineens niet meer was. Het voelde als een soort afscheid van mijn beschermheer.'

`Momo', jouw tweede boek, werd door een recensent een prachtig portret van een autist genoemd. Je zei tegen `de Volks-

krant': 'Een mens is in zichzelf opgesloten.'

'Dat geloof ik nog steeds, maar ik ben er inmiddels achter gekomen dat er manieren bestaan om het open te breken. Ik laat mensen niet makkelijk binnen. Vorig jaar heb ik voor het eerst een vrouw ontmoet die ik helemaal heb durven toelaten. Drugs en alcohol zijn ook manieren om het open te breken. Zoals Jim Morrison zingt in The Door: breaking through...

Ik heb van alles geprobeerd: cocaïne, heroïne, maar lsd was liefde op het eerste gezicht. Een tijdlang heb ik het bijna dagelijks gebruikt. Ik was vier-, vijfentwintig toen ik het voor het eerst slikte. Het is een drug waar je pas later mee moet beginnen, als je karakter al een beetje ontwikkeld is. Die fascinatie voor lsd heeft iets te maken met mijn hang naar het doorbreken van regels. Lsd doorbreekt de regels van je hersenen. Je zintuigen werken totaal anders.

Ik ben daarin heel ver gegaan. Ik heb verschillende keren een trip meegemaakt waarbij ik dacht: hier kom ik niet meer uit. Zodat mensen zeiden: we moesten je bij je enkels vastpakken om je hier op aarde te houden. Ik wilde de zaak verder en verder openbreken, maar op een zeker moment is er een muur en kom je terug met geschaafde knokkels. Er was altijd iets in mij dat toch terug wilde. Blijkbaar wil ik toch nog niet dood. Bivakkeren op die rand is kennelijk wat ik wil.

Maar ik heb het nu gehad, denk ik. Vorig jaar, in de millenniumnacht, heb ik tijdens een feest in Ruigoord vijfhonderd microgram lsd genomen. Dat is véél, één microgram voel je al. Ik zat daar en voelde niks. Geen tinteling, geen extase, toen dacht ik: het wordt tijd om op te houden.

Kort daarna ontmoette ik de vriendin over wie ik het net had. Ik was stoned. Vanaf die dag heb ik geen drugs meer aangeraakt. Dacht: als ik haar weer zie wil ik nuchter zijn. En zo geschiedde Het was de leukste vrouw die ik ooit heb ontmoet.

Ik dronk nog wel. Ze was bezorgd. Ze is arts in het AMC, zei regelmatig: "Hafid, vannacht is er weer iemand van jouw leeftijd binnengebracht met een levercirrose." Ze maakte me duidelijk dat ik moest kiezen: haar of de drank. Van de ene op de andere dag ben ik gestopt. Ik genoot daarvan. Na tien jaar lang iedere dag dronken te zijn geweest, had ik opeens weer een geordend leven. Al die dingen die andere mensen uit gewoonte doen, zoals je verzekering bijtijds betalen, daar had ik een geweldig plezier in.

Na drie maanden kreeg ik een terugval. Ik vond het erg moeilijk dat ik mijn zoontje niet meer mocht zien. Tot die tijd had ik drie dagen per week voor hem gezorgd. Maar zijn moeder kon niet verkroppen dat ik een nieuwe relatie had. Ik heb nu, na een halfjaar, een advocaat in de arm genomen om bezoekrecht te regelen.'

Kun je schrijven met drank?

'Nee. Ik snap niet hoe Bukowski dat deed. Paul Bowles heeft onder invloed van hasj weleens een paar verhalen geschreven, maar je merkt het. Als ik moet werken, stop ik met drinken. Toen ik aan het essay werkte voor de Boekenweek en aan het toneelstuk, dronk ik geen druppel.

Je moet die alcohol niet gaan haten, nee, erger, je moet leren leven met een onvervuld verlangen. Mensen zeggen mij vaak: je hebt veel talent, maar dat

lent gaat bij mij wel gepaard met grote onzekerheid. Die onzekerheid verkreukelt mij soms.'

Bij jouw debuut werd geschreven: hij heeft alles in zich om een Nederlandse Salman Rushdie te worden. Eruditie, humor, en virtuositeit.

'The Moors Last Sigh viel me tegen, ik vond het virtuositeit die haar grenzen overschreden had. Maar Duivelsverzen heb ik een meesterwerk gevonden. Ik hou van zijn rembrandteske manier van schrijven, het clair obscur.'

Met welke schilder zou jij jouw werk willen identificeren?

Spijtig: 'Ik zou wel een Caravaggio willen zijn, maar dat ben ik niet. Ken je dat bijna erotische schilderij van de ongelovige Thomas die zijn vingers steekt in de wond? Het is prachtig wat Caravaggio met licht doet. In Momo gebruik ik ook veel licht. Ik heb Momo in Griekenland geschreven, op Loutros, zuid-Kreta. Mijn zoontje was toen vier maanden. Hij werd iedere morgen om halfzeven wakker, na een uur lopen met hem ging ik werken. Mijn eerste associatie met hem is licht. Toen hij geboren werd, precies op het moment dat hij eruit kwam, brak de zon ineens door.

Ik ben geïntrigeerd door licht en schaduw. En door demonen. Arabieren geloven in djins. Ik heb een grote voorliefde voor horrorfilms. In Momo zitten dat soort elementen. Momo hoort gekras en dan zeg ik: dat zijn hondennagels in de hal waar demonen hun waak houden. Drank voelt voor mij soms aan als een demon, bijna een persoon die aan mij trekt.'

Ik vond je boekenweekessay, behalve een fraaie hommage aan de verbeelding, erg geestig.

'Zowel Momo als De voeten van Abdollah is veel te serieus genomen. Ik vind humor in de literatuur erg belangrijk. Dat is een van de dingen die ik bewonder in Nabokov. Mijn broer gaf mij Heer, vrouw, boer op mijn zestiende. Dat was pure betovering, pure magie. Ik herlees zijn boeken voortdurend. Niet als ik aan het schrijven ben, dan raak ik ontmoedigd.'

Omschrijf die betovering eens verder.

Genietend: 'Hoe hij een straat beschrijft waar de regen in nadruppelt. De wellust die hij schept in de uiterlijke wereld. Hij is de enige schrijver die mij ooit tot tranen gebracht heeft. Literatuur doet dat zelden, muziek wel. De vijfde symfonie van Mahler kan ik niet zonder tranen beluisteren. Het eerste twee delen van Mahlers zesde zijn zo aangrijpend dat het bijna niet mogelijk is het helemaal af te luisteren. Toen Jean Cocteau aan het afkicken was van opium schreef hij in zijn dagboek dat de muziek van Stravinksy het afkicken het beste omschrijft. Maar toen ik de laatste twee delen van Mahlers vijfde beluisterde, dacht ik: dit is iemand die met alcohol aan het stoppen is. Momenten van grote schoonheid maar de hele tijd broeit er wat. Gustav Mahler is een demonische componist.'

Wie heeft jou geleerd om van muziek houden?

'Thuis werd er veel naar muziek geluisterd. In mijn essay beschrijf ik hoe mijn oudste broer in Marokko een gitaar had gemaakt van een blik, een stok en de kabels van een handrem van een fiets. Hij was dol op Indiase muziek. Er waren maar twee soorten films in Marokko: karatefilms en Indiase melodrama's. Ik herinner me prachtige taferelen 's nachts. Er was geen licht in ons dorp, er


brandde alleen maar af en toe ergens een vuurtje en de jongens liepen dan met een cassetterecorder rond in dat donkere dorp. In de bioscoop hadden ze Indiase opgenomen en die hoorde je dan traag afgespeeld, want de batterijen wam bijna altijd leeg. Op mijn dertiende zat ik met mijn vier jaar oudere broer in een bandje, ik zong en speelde slagwerk, Arabische muziek. Hij heeft me ingewijd in klassieke muziek.

Toen ik op mijn zeventiende naar Amsterdam kwam, heb ik twee jaar lang geleefd als een kluizenaar. Ik studeerde, ging nooit uit, gaf al mijn geld uit aan cd's, zat de hele dag naar muziek te luisteren. Alle opera's, veel Sjostakovitsj. De mooiste ontdekking was de Ring des Nibelungen. Dag en nacht, net zo lang tot de buurman weer met de bezem tegen het plafond klopte dat het zachter moest.

Ik zou graag verder de muziek in willen. Compositieleer onder de knie willen krijgen. Voor een theaterstuk in De Balie heb ik muziek geschreven voor stem en piano. Voor een filmproductie een stuk voor cello. Ik ben zelfs een keer begonnen met een opera maar toen ik mijn huis werd uitgegooid, ben ik alles kwijtgeraakt. Maar als morgen iemand mij zou vragen een libretto te schrijven, zou ik het meteen doen.

Ik snap niet dat er mensen zijn die muziek opzetten en iets anders daarnaast kunnen doen, bijvoorbeeld schrijven. Of je schrijft, óf je luistert. Als ik naar Mahler luister, is dat bijna een sensueel plezier. Een man heeft eens tegen Nabokov van sommige zinnen van jou krijg ik bijna een erectie. Ik snap heel goed wat hij bedoelde. Toen ik het WNT ontdekte (Woordenboek der Nederlandse Taal, bestaande uit dertig delen — EL), raakte ik bijna in een roes. Het was een soort trip, een bedwelming. Henk van Stipriaan heeft een boek geschreven over de zeventiende eeuw, beschrijft daarin hoe de rederijkers van .mening waren dat het woord geneeskrachtige effecten had. Ik kan me daar veel bij voorstellen.'

Die bedwelming door woorden, wanneer ontdekte je die voor het eerst?

`Rond mijn vijftiende. Ik zocht het woord "vleer" op in de Van Dale. Las: "Hoe, tegen den orkaan, op nauwbewogen vleer, de blanke stormmeeuw streeft." Een regel van Geerten Gossaert. Dat vond ik zo'n prachtig beeld dat meteen naar de bibliotheek ben gehold om al zijn gedichten te lezen. Later, toen ik Arabisch ging studeren en schelmenverhalen begon te vertalen uit de tiende eeuw, ontdekte ik het WNT. Ontdekte woorden als "grimmelend" licht, licht waarop stof dwarrelt. Of "morselen": eten terwijl er kruimels van vallen. Tegelijkertijd merkik dat er een tendens bestaat in Nederland om alles wat oud is belachelijk te maken. Over mijn boek De voeten van Abdollah schreef iemand: alsof Couperus niet al tachtig jaar dood is. Met andere woorden: dat hebben we nu wel gehad.'

Hans Goedkoop schreef.- 'Taalbonbons maakt hij, grammaticale zoetwaren.'

Geïrriteerd: 'Dat slaat nergens op. Ik ben geen banketbakker.'

Hij noemde je ook een een taalexhibitionist die pronkt en imponeert. Berekenend en van eigen bevalligheid vervuld.

`Berekenend, dat hóórt een schrijver te zijn, maar van eigen bevalligheid ver-

vuld, nee, totaal niet. Goedkoop verwijt me dat ik elk woord oppoets en neerleg als een soort fossiel. Maar als je het tot leven wekt, is het geen fossiel meer. Vanaf mijn vijftiende ben ik bezig het Nederlands te ontdekken, of liever gezegd te herontdekken, vooral de middeleeuwse literatuuur. De abele spelen troffen mij als een mokerslag.' Hij begint begeesterd de ene regel na de andere te citeren in zangerig middelnederlands. 'Prachtig de muzikaliteit, de filmische beelden, bijna Fellini. Wat mij raakt, is de combinatie van eenvoud en accuratesse. Zo gegrepen worden door taal is eigenlijk alleen maar te vergelijken met verliefdheid. Laatst gaf ik een lezing en eindigde met een loftuiting op de middeleeuwse literatuur. Na afloop kwam er een man naar mij toe en zei grijnzend: "Dat wij jou nodig hebben om ons de schoonheid van onze literatuur te laten zien. " Ik

nooit: ha, ik herken dingen van mijzelf. Ik lees niet vanuit honger naar therapeutische zelfontdekking. Ik vaak niet hoe mensen boeken lezen. Critici die over Updike schrijven: hij legt de zenuwen van de Amerikaanse samenleving bloot: daar walg ik van. De enige goeie manier om naar literatuur te kijken, is hoe Gerrit Komrij te werk gaat. Wat hij doet in zijn boek In liefde Bloeyende, kijken naar de tekst als een ding op zichzelf, dát is waar het om gaat. Toen Vrij Nederland mij vroeg het verzameld werk van Achterberg te bespreken, wilde ik van tevoren niks van Achterberg weten. Had geen zin die gedichten te lezen met de gedachte dat hij voortdurend een castratieangst boven zijn hoofd had hangen. Ik wil onbevangen lezen. Ik kom uit Marokko, wil alleen maar weten: vind ik het mooi of niet mooi. Als mijn "marokkaanschap" ooit ergens goed voor is ge-

mensen dénken wat het is. Net zo min als Lolita een boek is over een pedofiel, is Duizend-en-een-nacht een boek over vliegende tapijten.'

Wat is het dan wel?

'Ik weet het niet. Daar ben ik nog steeds niet uit. Het is de wereld. Een universum. De spiegel van Salomo waarin de wereld weerspiegeld wordt. Een voorbeeld van een triomf van de menselijke verbeelding. Een van onze mooiste trofeeën. Er is nu een Nederlandse vertaling, daarover was iedereen heel enthousiast, maar die lof mag je hooguit beschouwen als een beloning voor ijver. Het is een saaie academische vertaling. Het is mijn droom om het oudste overgebleven manuscript zelf nog eens -te gaan vertalen. Maar eerst moet mijn roman af, en dan nog mijn bloemlezing Arabische poëzie.

Weet je trouwens wie de mooiste vertaling gemaakt heeft van Duizend-en-een-nacht? Richard Francis Burton. Ik heb een groot zwak voor victoriaanse excentriekelingen. Een man met een geweldige talenkennis, hij sprak achtendertig talen, had een systeem bedacht waardoor hij razend snel een taal kon leren. Hij zat in India bij het leger, moest een onderzoek doen naar' bordelen, maar heeft toen zo'n gedetailleerd verslag geschreven dat hij op staande voet ontslagen werd. Hij was een groot avonturier, is op een kameel, verkleed als een Arabier, naar Mekka gegaan. En passant heeft hij ook nog een soort Arabische kama sutra vertaald, met de raarste standjes voor gebochelden en adviezen voor een extreem kleine of grote penis. Hij was van mening dat liefdeslessen verplicht moesten zijn op scholen in Engeland. Vond dat Engelsen hopeloos achter liepen in hun kennis hoe een vrouw te bevredigen.

Ik herken hoe hij lak heeft aan iedere conventie. Ik schrijf niet voor niets in mijn essay: "Ik roep op tot anarchie van hart en geest." Ik hou van de extase, de tirannie der zintuigen, van excessen. Ik haat motto's. Motto's betekenen stilstand, maar als je vraagt wat ik voor ogen heb: ik zou er alles aan willen doen om niet het leven te leiden wat ik niet wil leiden.'

Beschrijf het leven eens wat je niet zou willen.

'Een leven dat geleefd wordt volgens bepaalde regels. Regels door anderen aan jou opgedrongen. Dat is een nachtmerrie, een pure definitie van de hel. Geef mij alle onhandigheid van mijn eigen leven, alle idioterie daarvan, maar zolang ik het gevoel heb dat ik dat in vrijheid kan leven, ben ik gelukkig. Zoals we hier aan tafel zitten te praten, daar doe ik het voor. Of voor het schrijven van een mooi essay, of een blik op mijn zoon. Tegelijkertijd weet ik dat dat allemaal niet beklijft. Daar word ik heel treurig van. Ik zou graag een evenwicht willen vinden tu ssen het vluchtige en het blijvende. Maar dat is niet mogelijk. Waarschijnlijk ben ik iemand die nooit tot grote wijsheden of waarheden zal komen. Ik geloof in de pleisterplaats, niet in de eindbestemming. Ik wil een leven leiden van grote doorvoeldheid, waarin alles wat gebeurt van belang is. Een leven waarin geen plaats is voor onnodige lelijkheid.

Ik zou het leven willen dragen als een kroon.'

Dan, bijna aarzelend: `Maar of dat gaat lukken, weet ik niet.'VN

De boeken van Hafid Bouazza verschijnen bij Uitgeverij Prometheus.

Hafid Bouazza - Foto Bert Nienhuis

`Een leven van grote doorvoeldheid wil ik leiden, waarin alles wat gebeurt van belang is'

dacht: maar ik heb nooit anders gedacht dan dat het mijn literatuur is.'

Volgens mij beschik jij bijna over een fotografisch geheugen.

'Dat is al heel vroeg getraind. Toen we naar Nederland kwamen, moest ik elke dag een stuk van de koran uit mijn hoofd leren omdat mijn moeder niet wilde dat ik het Arabisch vergat. Toen ik jong was, kende ik tweeëndertig hoofdstukken foutloos uit mijn hoofd. Toen mijn eerste boek net was uitgeko- men, kwam ik op een uitgeversborrel Jean Pierre Rawie tegen. Hij stelde zich voor: "Ik ben de dichter waarop de uit- geverij drijft" en zei even later verma- nend: 'Jullie jonge mensen moeten meer lezen, Vondel bijvoorbeeld% waar- op ik foutloos een aantal kwatrijnen uit de Gijsbrecht citeerde. Hij keek verbijs- terd, zei toen haastig, terwijl hij mijn vriendin aankeek: jij, ik bedoelde jou.'

Omschrijf jezelf eens als lezer.

'Ik ben een eigenzinnig lezer, ik volg niks op de voet. Vannacht ben ik tot vijf uur bezig geweest met Ovidius. Die lees ik dan met vier vertalingen naast elkaar. Verder ben ik een lezer die zich niet met het personage identificeert. Ik denk

weest, is het daarvoor. te En tenslotte: ik ben vooral een herlezer. Duizend-en-een-nacht bijvoorbeeld, er is geen maand die voorbij gaat zonder dat ik hem herlees.'

Wanneer las je die voor het eerst?

'In de laatste klas van de lagere school. Vlak voor kerst nam ik hem mee uit de bibliotheek. Een slechte bewerking van Ab Visser, maar ja. Ik herinner me oud en nieuw, mijn moeder bakte oliebollen, ik zat in een hoekje naast de kachel, heel voorzichtig lezend om het boek maar niet uit te krijgen. Een paar jaar later las ik het verhaal "De Aleph" van Borges waarin gesproken wordt van een spiegel waarin de hele wereld weerspiegeld wordt. Dat verhaal maakte dat ik Duizend-en-een-nacht in het Arabisch ben gaan lezen.'

Zoals je beschrijft in het boekenweekessay: in een Mickey Mouse-schrift, woord voor woord vertalend.

'Ik kende niet zoveel Arabisch, ben het inderdaad met een woordenboek en een grammatica erbij met behulp van mijn zus gaan ontcijferen. Voor mij zoiets als de schatten van Ali Baba. En net zoals zoveel meesterwerken is het niet wat